Bijgaand treft u het tweede deel aan van de lezing die ik op 4 maart heb gehouden op de scholengemeenschap Broklede te Breukelen in het kader van een meerjarig internationaal uitwisselingsproject inzake de klimaatproblematiek.
De resultaten van de klimaattop:
In het tweede deel van deze lezing geef ik u zoals gezegd een overzicht van de resultaten van de klimaattop in Kopenhagen en de conclusies die we hieruit kunnen trekken. De klimaattop resulteerde niet in een nieuw en ambitieus klimaatverdrag, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar in een akkoord. Dat akkoord is de opvolger van het sinds 1997 geldende Kyoto-protocol. Daarin werd afgesproken de uitstoot van CO2 in de periode 2008 – 2012 gemiddeld 5 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Het verdrag werd in 2002 door de EU ondertekend en trad pas in februari 2005 in werking, toen 55 landen het geratificeerd hadden. Over de uitstootvermindering na 2012 wordt nog onderhandeld. China en de VS, die gezamenlijk goed zijn voor 40 procent van de broeikasuitstoot, doen er echter niet aan mee. Na een moeizaam verlopen conferentie, lange discussies en uiterst moeilijke onderhandelingen, namen de 193 deelnemende landen officieel kennis van het Akkoord van Kopenhagen. Daarmee heeft de VN een document waarbij de landen vrij zijn de overeenkomst wel of niet te aanvaarden en uit te voeren. Wie eerlijk en realistisch is, kan slechts tot één conclusie komen: De klimaattop in Kopenhagen is mislukt. Wat gebeurde er? Zonder volledig te zijn geef ik u negen resultaten:
1. De deelnemende landen kwamen niet verder dan de erkenning dat de aarde niet meer dan twee graden mag opwarmen en een intentieverklaring over het te voeren beleid.
2. De ambitie toe te werken naar ‘wettelijk bindende’ reductiedoelstellingen werd niet waargemaakt. Niet alle landen ondertekenden het akkoord. Belangrijke besluiten zijn doorgeschoven naar de toekomst.
3. Er werden geen daadwerkelijke acties ten behoeve van het oplossen van de klimaatproblematiek formeel en bindend vastgelegd. Het resultaat is een lijst van beloftes, gedaan door landen afzonderlijk en zonder afspraken over naleving en controle daarvan. De weinige gedane toezeggingen en gemaakte afspraken zijn allemaal vrijblijvend.
4. De beloofde bedragen komen grotendeels uit al bestaande budgetten voor ontwikkelingshulp en zijn daardoor min of meer een wassen neus. Het verleden leert ons wat daarvan terecht komt.
5. De VS, China en enkele opkomende economieën sloten een niet-bindende overeenkomst: Er wordt een groen fonds opgericht voor arme landen die geconfronteerd worden met de klimaatproblematiek. Van 2010 tot 2012 wordt daar 21 miljard euro in gestort.
6. Diverse eilandstaten wilden dat werd vastgelegd dat de temperatuur, vergeleken met het pre-industriële tijdperk, niet meer dan 1,5 graden Celsius zou mogen stijgen. Alles daarboven leidt namelijk tot het verdwijnen van eilandstaten als Tuvalu en de Maladiven. Het lukte niet. Sudan waarschuwt naar aanleiding van hetgeen niet bereikt werd, dat Afrika gaat ,,verbranden”.
7. De VS kwam niet verder dan een toezegging, onder voorwaarden, dat ze 17% minder uitstoot zullen realiseren. De VS wil zich niet binden aan internationale afspraken.
8. China legde zich vast op een al eerder gedaan aanbod: Vijfenveertig procent minder uitstoot per eenheid van het bruto nationaal product. Maar wel op basis van een eigen manier van rekenen, waardoor er geen zicht is op wat de gevolgen zijn. Tevens staat China geen controle toe.
9. De reductiedoelstellingen van de verschillende landen zijn niet ingevuld. Dat wil men voor 1 februari 2010 alsnog doen. Verder streeft men ernaar om in december 2010 alsnog tot een juridisch bindend akkoord te komen.
In december 2010 is er in Mexico weer een klimaattop. Wellicht is het mogelijk het Kyoto-protocol, het Akkoord van Kopenhagen en het resultaat van de top in 2010 te integreren, maar het is niet realistisch daar hoopvol over te zijn.
Welke conclusies kunnen we hieruit trekken?
Bij het vaststellen van deze negen resultaten dienen we ons tevens te realiseren dat het nog steeds mogelijk is dat landen, via een overschot aan emissierechten, ogenschijnlijk tot vermindering van uitstoot komen, zonder dat hun economie duurzamer is en wordt gemaakt. En dat er, ondanks de in Kopenhagen toegezegde bedragen, geen sprake is van solidariteit tussen arm en rijk. De leiders in deze wereld blijven in beginsel vasthouden aan “de oneigenlijke effecten en uitwassen van het kapitalisme” met “een economische groei ten koste van alles”. Welke drie harde conclusies kunnen we nu trekken?
1. In deze 21e eeuw is er geen behoefte aan politieke leiders die zich wel uitspreken voor een ambitieuze aanpak van de klimaatproblematiek – dat als de grote uitdaging van deze eeuw beschouwen en met veel retoriek aangeven zich bewust te zijn van de grote risico’s die we met ons allen lopen – maar niet de leiderschapskwaliteiten hebben om tot adequate besluitvorming te komen. Men is zich bewust van de gevaren voor de veiligheid en de economie en de gevolgen van enorme droogte enerzijds en een stijgende zeespiegel anderzijds, maar doet er nauwelijks iets aan. Er zijn gelukkig politici die deze tekortkomingen ook erkennen en zich generen voor hetgeen er niet bereikt is.
2. Het Akkoord van Kopenhagen is een blamage voor de rijke landen. Het is beschamend dat er Europese leiders zijn die aangeven dat dit akkoord beter is dan geen akkoord, of zeggen het resultaat “jammer” te vinden. Er is geen enkele reden om blij te zijn met een niet-bindende overeenkomst en het zou van waarachtigheid getuigen als men toegaf het schaamrood op de kaken te hebben. Het getuigt geenszins van realisme en van verstandig en economisch verantwoord beleid om dit een eerste stap in de goede richting te noemen. Dat getuigt slechts van gebrek aan visie, moed en karakter. Wellicht denken politieke leiders dat ze hun gezicht gered hebben, maar dat is dan hooguit hun schijngezicht. Dat is geen redding maar een beschamende schijnvertoning.
3. De Europese Unie wilde koploper zijn op het gebied van klimaatbeleid, maar is onderling verdeeld over de te nemen maatregelen. Zij is kennelijk niet in staat een rol van belangrijke betekenis te spelen. Een gebrek aan leiderschap. Politieke manoeuvres, zelfgenoegzaamheid, angst voor gezichts- en stemmenverlies en onderling wantrouwen voerden de boventoon. Dat zijn vier aspecten van slecht leiderschap die genoeg zijn om besluiteloosheid, verlies aan geloofwaardigheid en het wantrouwen in de politiek en in politici te garanderen. Politici en politieke leiders – de goeden onder hen niet te na gesproken – zijn hun schijngezicht inderdaad niet verloren, maar door Zelfverloochening zijn zijzelf en de burgers en hun kiezers de grote verliezers.
Het is altijd makkelijker om kritiek te hebben en harde conclusies te trekken, dan om aan te geven wat we dan wel willen en hoe het wel moet. Ik behoor niet tot dit soort critici. Als ik u een tip mag geven: Als u op iets of iemand kritiek heeft, bedenk dan eerst of en hoe je het zelf beter kan doen. En als je dat niet kan, denk dan in ieder geval na over wat jij zou kunnen bijdragen aan het realiseren van de gewenste veranderingen en verbetering. Ter afsluiting van dit tweede deel geef ik u aan wat de wereld volgens mij wel wil. In het derde deel van deze lezing geef ik tenslotte aan hoe wij tot duurzame oplossingen kunnen komen.
Wat willen wij? De wereld behoeft visionair leiderschap. Moedig, krachtig, besluitvaardig, integer en vooruitstrevend leiderschap. En ondernemend leiderschap, op basis van geanalyseerde en erkende, bewust te nemen of te vermijden risico’s. Aan politici die uit het goede hout zijn gesneden. Aan integere, waarachtige politici, die macht verkrijgen door het algemeen belang voorop te stellen. Die luisteren en waarheidsbevinding vooropstellen.
Ik heb kritiek op politici en politieke leiders. Ik ben daarin niet de enige. Maar dat neemt niet weg dat ik respect heb voor die politici die met heel veel inzet en professionaliteit zich inspannen voor een betere wereld. Integendeel. De multidisciplinaire werkconferenties die ik ontwikkel en organiseer zijn voor hen juist een steun in de rug. Als we het kaf van het koren scheiden is er een betere oogst.