Zowel individueel als collectief maken wij allemaal onze eigen ontwikkeling door en bevinden wij ons in een verschillende fase van onze levensloop of cultureel ontwikkelings- en ontplooiingsproces. Geen enkele cultuur is superieur aan de ander en we kunnen innerlijk rijker worden als we oprecht openstaan voor de rijkdom die de ander en de andere cultuur ons kan bieden. Wij kunnen veel van elkaar leren. Wij zijn elkaars leraar en leerling. In mijn boek “De mens in de 21e eeuw” heb ik het o.a. over relaties en schreef ik het verhaal van de meester.
Het verhaal van de meester
Er kwam een man bij God die op aarde tot een van de grootste verlichte meesters werd
gerekend en geroemd werd om zijn wijsgerige uitspraken. Velen treurden om zijn dood.
Hij was er zeker van dat God hem op de proef zou stellen en hij was benieuwd welke vraag
God hem zou stellen. Hij boog voor God en wachtte. God wist wat hij wilde en vroeg hem
het volgende: ”Wil je op zoek gaan naar de grootste Meester en naar degene die de Mens-
heid redt?” De meester had vele vragen aan zijn leerlingen gesteld en hen soms vele malen
ontredderd heen gezonden als hij vond dat zij niet het goede antwoord hadden gegeven.
Velen waren tot het inzicht gekomen dat er vragen zijn waar geen antwoord op is. Na een
lang leven van onderricht en leerling zijn en vele jaren van meesterschap stond hij hier
voor zijn Schepper. En die vroeg hem naar de bekende weg!? Want Hij was toch Zelf het
antwoord?! Eerst glimlachte hij nog, omdat hij meende dat God een grapje maakte, maar
toen hij God aankeek zag hij dat Hij het serieus meende. Hij was verbijsterd om het een-
voudige en kinderlijke “ja maar” dat in hem opkwam. Het zweet brak hem uit toen hij bij
zichzelf dezelfde ontreddering bemerkte als die hij bij zoveel van zijn leerlingen had waar-
genomen en die hijzelf als leerling zo goed kende. Weer keek hij God aan en zag dat die
zijn gedachten had gelezen, hetgeen hem niet verbaasde. God was het dus niet? God stelde
hem nogmaals de vraag of hij op zoek wilde gaan. Het sprak voor hem vanzelf dat hij ja
zei en God zei tot hem: ”Ga dan en kom terug met je antwoord”. En de wijze meester boog
en ging op weg. Op de terugweg naar buiten passeerde hij de Goddelijke Bibliotheek, die
eenieder vrij mocht betreden. De bibliothecaris legde hij zijn vraag voor en vroeg hem of
hij daar ook informatie over had. Deze keek hem een tijdje vorsend aan en gaf hem een
aantal videobanden. Elke videoband liet hem het leven zien van een man en een vrouw die
ieder in elk werelddeel een leven leidde. Gemeenschappelijk kenmerk was dat ze beide
geen gemakkelijke levens leidden en beide zich inzetten voor hun medemens. Na het zien
van de banden was de meester naar zijn idee niet veel wijzer geworden. Hij had de levens
van de vrouw en de man bekeken. Zo waren vele levens van veel andere mensen. Meer in-
formatie had de bibliothecaris niet, dus de meester ging naar buiten. Wat nu? Was het een
en dezelfde persoon waarnaar hij op zoek moest? En zo niet, naar wie zou hij het eerste op
zoek gaan? Nu was hij bewust en wijs genoeg om te weten dat je maar het beste op pad
kon gaan en hij ging met vertrouwen op weg. Hij ging incognito en als volwassene weer
terug naar de aarde en maakte vele omzwervingen. Hij zocht overal en stelde de vraag aan
vele mensen, maar hij werd of onder verschillende benamingen naar God verwezen, of hij
werd beschimpt om zijn vraag. Uiteindelijk belandde hij zelfs in een gevangenis vanwege
de wijsheden die hij meende te moeten verkondigen. Maandenlang zat hij in een donker
hok, waarvan de bodem geheel uit aarde bestond. Het enige wat hij ontwaarde was een
glimworm. In het begin gaf hem dat nog wat hoop, maar op enig moment werd hij verbit-
terd en was hij in opstand tegen zijn lot. Was dat nu hetgeen hem was toebedeeld na een
leven als meester van wijsheid, die zovele mensen ervan bewust had gemaakt dat er meer
was dan het aardse. Hij had het leven van de mens wel eens vergeleken met het gekrioel
van wormen. En nu zat hij hier met als enig gezelschap af en toe een of meerdere glim-
wormen. Op een dag leek het hem of hij gek was geworden toen hij aan de glimworm die
hij in een hoek zag zitten de vraag stelde die God hem had gesteld. Want die vraag was hij
niet vergeten. Tot zijn verbijstering richtte de glimworm zich tot hem en sprak tot hem: ”Ik
heb God een keer gevraagd of Hij mij wilde vertellen waar het licht was.
Ik hoorde namelijk iedereen daarover praten, maar kende zelf alleen de duisternis. God gaf
geen antwoord en zei dat ik het licht zelf moest vinden. Ik heb nog lang rondgezworven,
voordat ik ontdekte dat ik het licht op mijn eigen rug droeg en velen dáárover spraken.”
”Een mooi verhaal”, zei de wijze, nadat hij van zijn verbazing bekomen was en vroeg na
enig nadenken: ”Maar wat heb ik daaraan, zonder uitweg uit dit hok?” ”Ik ben slechts een
glimworm, maar ik ben blij dat God mij licht heeft gegeven”, antwoordde de glimworm en
verdween. Het duurde nog enige tijd voordat de meester het begreep. “Ze noemden mij
verlicht, maar ik kende ondanks al mijn wijsheid mijn eigen licht niet. Dat is het enige dat
telt. De rest is buitenkant. Het gaat er niet om wat of wie ik ben, maar dat Ik Ben. Ik weet
nog niet wie de grootste Meester is en wie de redder der mensheid is, anders dan God Zelf,
maar ik wil terug naar God om te vertellen wat ik ontdekt heb. Maar hoe kom ik hier uit?”
Zo sprak hij tot zichzelf. Nauwelijks uitgemurmeld zag hij opeens niet een maar vele tien-
tallen glimwormen in een van de hoeken van het hok. Hij kroop ernaar toe en ze gaven zo-
veel licht met elkaar dat hij een sleutel ontwaarde. Verrast liep hij naar de deur en merkte
dat hij het hok van binnenuit kon openen. Hij dankte de glimwormen en speciaal degene
die tot hem had gesproken en hem nog een goede reis wenste. Onderweg ontmoette hij een
aardig jong echtpaar dat hem de weg wees en vroeg of hij met hen mee wilde gaan. Het
stel werkte hard voor hun bestaan en hij bemerkte dat ze zeer leergierig waren. Na een
prettige tocht nam hij afscheid van hen en hij kwam weer terug bij de bibliothecaris. Hij
vroeg hem nogmaals om informatie over de door God aan hem gestelde vraag. Weer gaf de
bibliothecaris hem een aantal videobanden. Tot zijn verrassing waren het dezelfde banden
als de eerste keer en herkende hij in de man en de vrouw het echtpaar, waarvan hij net af-
scheid had genomen. Niet begrijpend wat dit nu met de aan hem gestelde vraag te maken
had, besloot hij onverrichter zake naar God terug te gaan en Hem te vertellen wat hij over
zijn eigen Licht ontdekt had. Hij werd naar de zaal geleid waar God hem opwachtte. Toen
hij binnenkwam zag hij Gods troon en trof hij verder alleen tot zijn zeer aangename ver-
rassing het jonge echtpaar aan.”Wachten jullie hier ook op God?”, vroeg hij. Ze glimlach-
ten alleen maar. En opeens begreep hij: Zij waren God. Maar hoe kon dat? Zij die hij als
goede leerlingen beschouwd had en die dezelfde waren als de vrouw en de man op de
videobanden? “Ja”, zei de vrouw.”Wij waren leerlingen, gedurende vele levens en we zijn
blij – en ze keek haar man daarbij glimlachend aan – te vernemen dat jij ons goede leerlin-
gen vond. En kun je ons dan nu vertellen wie de grootste Meester is?” En de wijze, ver-
lichte wereldleraar begreep: God was Meester en leerling tegelijk en de leerling was de
grootste Meester. En hij knielde voor Hen neer en vertelde Hen van het Licht dat hij her-
vonden had en dat het hem speet dat hij op beide vragen het antwoord niet gevonden had.
Hij wist nu het antwoord op de eerste vraag, maar wie was de redder der Mensheid als Zij
dat niet waren? Toen vroeg Zij hem te gaan staan en wees hem op Hun Troon. En wellicht
raad je al wie hij daar op zag zitten: De glimworm! De glimworm op Gods troon? De glim-
worm als de redder der Mensheid? Maar, zo besefte hij nu, had de glimworm hem ook niet
gered en hem niet verteld van de vele mensen die over zijn licht spraken! En hij straalde
toen het inzicht tot hem doordrong dat de glimworm ook naar Gods evenbeeld geschapen
was. Want kent God niet alle gedaanten! En hij begreep dat hij geen meester, maar slechts
leerling was geweest en hij beloofde God dat hij terug zou gaan naar de aarde en als Gods-
kind zijn licht en daarmee Het Licht zou verspreiden, door alleen zich Zelf te zijn. Want
ieder schepsel dat het Licht verspreidt is een redder in dienst van Zij die onze Redder Zijn.
4 Comments, RSS